Interview met Creative Director Cas Bouhof

Je kan niet meer zeggen dat Rotterdam geen ziel heeft

Enkele Rotterdamse vragen, cq vragen in én over Rotterdam voorgelegd aan Creative Director Cas Bouhof (29 jaar), eigenaar van Below Enemy Lines.

Wie ben je?

Ik ben Cas Bouhof en woon sinds kort aan de Ceintuurbaan. Daarvoor woonde ik acht jaar op de Oostkousdijk in Rotterdam-West. Letterlijk onder de rook van de havens, waar regelmatig de geur van gebrande pinda’s ons tegemoet kwam. Drie jaar geleden heb ik de stap genomen om te breken met de heersende cultuur binnen reclamebureaus en ben toen voor mezelf begonnen. Ik vier 1 mei mijn vierjarig jubileum met mijn bedrijf Below Enemy Lines, waar ik sta voor oprechte reclame en een sterk merkverhaal.”

Vertel eens over jouw Rotterdamse roots?

“Mijn Rotterdamse roots nemen een kleine omweg. Zo hebben mijn opa en oma aan mijn moeders kant jaren lang in Rotterdam en later in Capelle aan de IJssel gewoond en hebben van daaruit ook de oorlog en het bombardement meegemaakt, totdat mijn opa een baan kreeg aangeboden in Middelburg. Mijn moeder besloot mee te verhuizen met haar ouders en kreeg mij in Middelburg. Zo ben ik een Zeeuw geworden. De ouders van mijn oma waren afstammelingen van een Rotterdams theatergeslacht en zo kwam ik bijvoorbeeld als kind regelmatig in contact met actrice Loes Luca.

Mijn tweede vuurdoop in Rotterdam was acht jaar geleden. Toen kwam ik naar Rotterdam om aan de Willem de Kooning Academie te gaan studeren, en daar heb ik tot op de dag van vandaag geen greintje spijt van gehad.”

Wat herinner je je nog van Rotterdam uit die tijd?

“Vroeger kwam ik als kind natuurlijk vaak vanuit Zeeland naar Rotterdam en heb daar best een flink aantal herinneringen aan. Maar de meest fascinerende waren toch wel het hondje met het drolletje op de Oude Binnenweg en het nieuwe Imax Theater op de plek waar nu het Inntel Hotel staat.”


Hoe vind je de stad Rotterdam nu in vergelijking tot vroeger?

“In mijn herinneringen was Rotterdam koud en kil. Ik heb als kind veel steden gezien, en woonde natuurlijk zelf in Middelburg; een zeer oude stad. Maar de tijdsgeest is aan het veranderen merk ik. Ik ga voor mijn bedrijf regelmatig naar ondernemersborrels en spreek veel Rotterdamse ondernemers. Het hele sentiment van de verloren binnenstad en het verdriet hierover, heeft onze generatie niet meer. Wij weten niet hoe het was, en wij kennen de pijn niet van het verlies. Ik merk een soort trots op de rauwe industriestad die ik niet kan beschrijven; en die trots merk ik bij veel mensen. Nee, we hebben geen oud centrum. Nee, we zijn geen hoofdstad, of worden niet vaak landskampioen. Maar je kan niet meer zeggen dat we geen ziel hebben. De stad zit vol met bevlogen en creatieve ondernemers; het is een broedplaats voor kunstenaars en een speeltuin voor architecten.”

Hoe komt jouw Rotterdamse inborst tot uiting in de aanpak van je werk?

“Ik werk zelf graag samen met Rotterdamse bedrijven. De meeste creatieve vertrekken naar Amsterdam, omdat dat de plek is waar ‘het gebeurt’ en dat trekt dan ook de Rotterdamse bedrijven naar Amsterdamse reclamebureaus. Verder geen probleem, maar ik heb besloten het gewoon in Rotterdam te gaan doen, en met succes!”



Geef daar eens een typisch voorbeeld van?

“Ik ben medeoprichter van de Rotterdamse Alternatieve Munt en kom daardoor veel in aanraking met andere Rotterdammers die ook het beste met de stad voor hebben op ondernemend gebied. Zo werk ik nu voor de Alternatieve Munt, Stichting DoorDeWijks en geef ik af en toe gastlessen op de Willem de Kooning Academie. En dat het niet uitmaakt dat ik met mijn bureau in Rotterdam zit blijkt wel uit het feit dat onlangs het Haagse ministerie van infrastructuur en milieu bij ons op de stoep stond.”

Hoe zou jij ‘de Rotterdamse aanpak’ willen omschrijven?

“Dat gaat diep. Ik ben gebroken met de traditionele reclamebureaus, omdat ik vind dat ze niet oprecht zijn. Het draait om veel geld verdienen en daar konden we dan duur van uit eten met het hele bedrijf. Daarnaast werd er weinig rekening gehouden met de behoeftes van de samenleving en maatschappelijke verantwoording. Ik dacht dat moet anders kunnen, dus ben ik mijn bureau begonnen met de insteek: waarde voor het bedrijf, de klant én de maatschappij. Verder helpen wij onze klanten op een originele manier hun oprechte verhaal te vertellen, zonder te overdrijven of te manipuleren. Dat lijkt me niet nodig als je gelooft in je product. Toch gebeurt dat nog overal in reclameland.”

Welke wereldburger laat deze Rotterdamse aanpak zien (of heeft deze laten zien) en op welke manier?

“Wat mij betreft Richard Branson. Ik ben geen sympathisant, maar wat mij heel erg aanspreekt is het plezier dat er vanaf straalt. Hij start bedrijven, omdat hij denkt dat het leuker/beter/comfortabeler kan. Met een enorm budget voor maatschappelijke ontwikkelingen. Zijn bedrijven manipuleren niet, maar streven er naar écht goed te zijn. Dat waardeer ik. Open, eerlijk, transparant én succesvol. Want dat laatste mis ik nog wel eens bij maatschappelijke initiatieven. Die zijn enorm idealistisch, maar hebben ook niet de drive om succesvol te zijn en gewoon geld te verdienen met waar je goed in bent.”

Hoe vind je dat Wij in/van 010 idealiter met elkaar (zouden moeten) omgaan?

“Ik denk dat wij in Rotterdam een giga hippe stad zijn geworden. Het is een golfbeweging. In steden waar ruimte ontstaat, komen creatieven en kunstenaars terecht. Deze groep maakt de stad roerig en levend. Bedrijven haken in op deze creativiteit en de creatieve A-bedrijven trekken richting de stad waar dat gebeurt; architecten-, reclame, communicatie- en evenementenbureaus.
Wij mogen daar als Rotterdammers ten eerste trots op zijn, en ten tweede ons naar die nieuwe impuls gaan gedragen. Ik merk hier en daar nog kinderlijke enthousiasme over de laatste ontwikkelingen, terwijl ik denk dat we het stevig moeten omarmen.“

Wil je dit blog delen?